Circulariteit: kip of ei?

Serie
EIGENZINNIG

Johan Leenders rondt de laatste fase van zijn Nuffield Scholarship af. Opgericht door de Britse filantroop Lord Nuffield, geeft het scholarship vooruitstrevende agrariërs de kans wereldwijd kennis op te doen over agrarische praktijken, maar ook over de mondiale politiek en culturele invloeden op productieprocessen. Thuis in de polder ontwikkelt hij een uniek agrarisch concept, waar per toeval zijn circulaire ambitie extra kleur aan geeft.

Oranjehoen, Johan Leenders

‘Ik ben vooral gaan waarderen wat we hier hebben’, reflecteert Johan op zijn reis rond de wereld. In anderhalf jaar tijd bezocht hij acht landen en stak er heel wat van op. Hij constateerde dat ‘Australië wel twintig jaar achterloopt op wat wij doen: de kippen zitten daar nog gewoon in kooitjes.’ Opmerkelijk was zijn bezoek aan het Braziliaanse ministerie van Landbouw, waar hij vroeg hoe ze de transitie in Europa zien. ‘Het antwoord was iets in de trant van “Het interesseert ons niet, zoek het daar maar uit. Wij richten ons op de rest van de wereld. De grootste worden in volume.” Dat maakt het toch wel anders dan wat we in Nederland  aan het doen zijn.’

Met kleine stappen in beweging blijven

Johan boert als derde generatie op een boerderij in Swifterbant (Flevoland). Met een duidelijke doelstelling: het bedrijf over veertig jaar weer doorgeven aan de volgende generatie. Belangrijk is dat je in beweging blijft, geef hij aan.

‘Je moet elke keer kleine stappen voorwaarts zetten in plaats van in één keer die grote sprong.’

De transitie die het bedrijf doormaakte door de generaties heen, tekent zijn instelling. Zijn opa begon op deze plek met een akkerbouwbedrijf, wat zijn ouders later uitbreidden met kippen: ‘De jaren 90 kenden een paar slechte jaren voor de akkerbouw. Toen besloten mijn ouders er een kippenstal bij te nemen.’ Het paste ook nog eens mooi binnen de mesthuishouding en sloot aan bij de akkerbouw: ‘de mest voor het land en de tarwe die we niet verkochten kon je aan de kippen voeren’. De zaadjes voor een circulair model werden gelegd. Inmiddels heeft de kip de overhand op het bedrijf, ook omdat die Johans passie is.

De transitie geeft een hoop kansen

 ‘Ik ben blij met de transitie die we doormaken. Ik zeg weleens: ”Als ik had moeten kiezen tussen boer zijn in de jaren 90 of nu, ben ik blij dat ik het nu mag doen.” In die tijd was schaalvergroting de enige optie. Nu kun je differentiëren, dus de uitdagingen die er aan komen geven ook een hoop kansen. Alleen is het wel zaak dat je het kan blijven betalen en elke keer die stappen kan blijven zetten.’

‘Toen we biologisch gingen telen, verloren we de tarwe voor de kippen. Maar ik wilde wel circulair blijven voeren.’ Johan ging op onderzoek uit en zag dat de kans op afgekeurde producten in de biologische landbouw groot is. ‘Bij de wortels was dat vaak wel 20 tot 30 procent, waar ik niets meer voor kreeg. Ik ging kijken of ik dit restproduct zelf kon gaan voeren. Maar onbewerkte, fijn gehakte wortels lustten de kippen niet. Toen heb ik wortelgranulaat geprobeerd – gedroogde en versnipperde wortel – verwerkt met rode bieten. Dat aten ze wel, en het grappige is, ze kregen er een andere kleur van! Vandaar de naam Oranjehoen.’

‘Toen we die kleur zagen, konden we ook beter uitleggen dat we echt anders waren’, vertelt Johan.

Dat was voorheen niet altijd meteen duidelijk. Langzaam maar zeker bouwt hij verder aan zijn unieke concept; vijf punten waarmee hij elke keer weer een stapje vooruit zet.  ‘Dat zijn: lokale kringloop, dierenwelzijn, energieneutraal, geen antibiotica en een onderscheidende kleur en smaak. Ik ben geen proefstal. Ik wil vooruitlopen, maar dat doe ik niet zonder dat het toegevoegde waarde heeft voor de eindgebruiker. Je probeert vanuit de vraag wat te doen, niet vanuit de push. We zijn met vijftig kippen begonnen; gewoon omdat er niet meer vraag voor was.’

Drie cent maakt een groot verschil

‘Iedereen kan zien dat de sector tal van uitdagingen kent die opgelost moeten worden. Alleen break-even draaien is daarin niet genoeg om de oplossingen te kunnen betalen. Vaak krijg je te veel om te sterven en te weinig om dood te gaan.’ Johan wil maar zeggen, in de praktijk is het niet altijd zo makkelijk de meerwaarde van zijn product te bewijzen. Als voorbeeld haalt hij een ervaring aan van jaren terug:

‘We hadden afspraken over drie cent extra voor de één ster Beter Leven kip. Maar na drie jaar gingen die centen er af. De keten kent zijn eigen spelregels, maar we hadden het goed kunnen gebruiken.

En dat is zonde, want voor de consument is het een meevaller die nauwelijks wordt gemerkt – terwijl het bij ons het gevoel schept dat er impact op tafel blijft liggen. Een ander voorbeeld is de slacht. Voor het slachthuis maakt het niet uit of ze onze kippen, of die van een ander slachten. Maar we zagen wel dat ze relatief meer marge pakten.’ Door eigenaar te blijven van de kip totdat het bij zijn retailers ligt, haalt Johan deze ‘gekkigheden’ uit zijn keten en krijgt hij zijn meerwaarde uitbetaald.

‘Wij voeren geen soja meer’

Uitgangspunt van Johans akkerbouwactiviteiten blijft producten telen voor humaan gebruik,
en niet voor zijn kippen. Dat is de reden dat zijn voer
deels aangevuld wordt.
‘Inkoop wordt een steeds belangrijker thema, want de boer moet duurzaamheidsdoelstellingen
voor de bedrijven halen. Mijn voeronderneming ForFarmers gaf aan dat soja hun grootste uitdaging was.
We zijn toen samen gaan rekenen. Vroeger bestond het voer
voor wel 20 procent uit soja; dat is het makkelijkste en het goedkoopste om te verwerken.
Nu zeggen we tegen ForFarmers dat het ons niet uitmaakt
waar ons voer vandaan komt, als het maar uit Europa komt.
Als het allemaal uit de buurt komt, is dat nog beter.’

Alleen ga je sneller, samen kom je verder

Johan hield zich tijdens zijn Nuffield scholarship vooral bezig met de vraag hoe hij de juiste waarde toevoegt aan zijn bedrijf, om relevant te blijven voor ketenpartners. ‘Dat is een voordeel van Nederland: de keten die zo mooi op elkaar aansluit, en het netwerk dat eromheen hangt. In Australië bijvoorbeeld, zit een boer met een oprit van drie kwartier. Dan zit ik al in Amsterdam, met weet ik hoeveel netwerken waar ik bij kan aanhaken. Daarbij ben ik hier als boer zo onafhankelijk, dat ik de keus heb om schakels verderop in de keten tegen elkaar uit te wisselen. Dat is ook hoe we proberen elke keer weer een beetje vooruit te komen: door partnerschappen. Een voeronderneming wil de CO2-voetprint van mijn voer berekenen, een grote consultancy wil de waarde van de keten uitrekenen. Je hoeft niet alles in je eentje te doen.’

Hoe een klein land groot kan zijn

Voedselproductie, dat is waar ons kleine land groot in is. Toch zullen we nog veel grootser moeten denken voor een duurzame toekomst. 

Wij vertellen over de zoektocht van de sector. Eerlijke verhalen over kleine en grote stappen, en over misstappen. We kijken buiten de grens, in ons land, en bij ons thuis.

Nieuwsbrief
Nieuwsgierig naar een duurzame voedseltoekomst?