Vlinderbloemige lupine bloem

In de ban van de boon

Serie
EIGENZINNIG

Een plant die de bodem niet uitput, maar juist vruchtbaarder maakt én ons dieet aanvult. Een uitkomst voor André Jurrius, die als biodynamische boer al jaren experimenteert met vlinderbloemigen. In BOON vond hij een partner om de boon weer ‘sexy’ te maken in ons dieet.

foto: Annemarie Kleve

André Jurrius, eigenaar van Ekoboerderij De Lingehof in Randwijk (Gelderland), is een gedreven boer. Een afspraak maken valt nog niet mee. ‘Ik stap net op de trekker. Met de regen die eraan komt, moet ik vandaag snel zaden planten’. Hij boert biodynamisch op rivierkleigrond. Met twee medewerkers en stagiaires bewerkt hij 130 hectare grond, met extra hoge eisen op het gebied van gesloten kringlopen en ecologie. Jurrius teelt aardappels, uien, pompoenen en suikermais, en daarnaast granen en lupine. Over dat laatste gewas spreken we elkaar.

Waarom lupine kweken?

Jurrius: ‘Ik wilde graag een vlinderbloemige in mijn bouwplan om stikstof te binden, en omdat we biodynamisch stoeien met onze ruimte’. Daarmee was hij zijn tijd ver vooruit, nog voordat stikstof landelijk de aandacht kreeg en de eiwittransitie hip was. ‘Ik heb een tijdje in Canada gewerkt en gewoond. Daar wordt veel soja, een vlinderbloemige plant, geproduceerd en vanuit daar de hele wereld over gesleept. Ik vroeg me of dat ook in Nederland mogelijk was. Toen ik 18 jaar geleden zelfstandig boer werd, wilde ik daar wat mee.’ Naast zijn bewuste keuze voor biodynamisch boeren, heeft Jurrius nog een reden om dit soort gewassen te telen. ‘We moeten niet te afhankelijk worden van het buitenland. Niet alleen hebben we nu de productie zelf in de hand, we houden ook zeggenschap over het productieproces, bijvoorbeeld over hoe we omgaan met chemicaliën.

We hebben veel meer controle als we hier de standaard zetten met regelgeving. Daarin wil je niet afhankelijk zijn van anderen.’

Vlinderbloemige groenbemesters

De Nationale Eiwitstrategie stimuleert de teelt van vlinderbloemige gewassen. Binnen deze plantenfamilie vallen peulvruchten zoals bonen, erwten en sojabonen, die belangrijk zijn voor onze voedselvoorziening omdat ze veel eiwit bevatten. Een groot bijkomend voordeel is dat deze planten stikstof binden en daardoor (kunst)mestgebruik verminderen. Daarom staan ze ook wel bekend als ‘groenbemester’

Lupine op ieders bord

Hij experimenteerde met verschillende gewassen, van Nederlandse soja tot aan linzen. Alles eerst op kleine schaal. In 2008 kwam lupine in beeld. De Vegetarische Slager en het Louis Bolk Instituut (kenniscentrum voor duurzame landbouw, voeding en gezondheid, red.) zagen er kansen in. Lupine is van oorsprong een inheemse plant die in Nederland is uitgestorven door een schimmelziekte. In buurlanden werd er op kleine schaal nog wel mee geteeld. ‘Toen zijn we samen op zoek gegaan naar rassen in Europa, en hebben die hierheen gehaald’, vertelt Jurrius.

Sinds 2020 trekt hij samen met Marieke Laméris de lupine-kar, met als doel ‘lupine op ieders bord’.

Maar dat bleek nog niet zo eenvoudig. De teelt kent uitdagingen, die hij probeert te tackelen door onder andere veredeling. ‘Zodat het straks een teelt is die omarmd wordt door consument, retailer en boer. En dat zeg ik bewust in die volgorde.’ Duidelijk is in ieder geval dat lupine een uitstekende groenbemester is: ‘De nateelt die er achteraan komt, is altijd verassend goed. De bodem is gewoon gezonder.’

Drie A’s als grootste uitdaging

Langzaam maar zeker gaat de productie van vlinderbloemigen in Nederland omhoog. In sommige gevallen helpt klimaatverandering een handje. Een veel gehoord argument is dat de opbrengsten nog niet helemaal stabiel zijn. Daarvoor wordt vaak naar veredeling gewezen, en verband gelegd met snijmais in de jaren 60. Grootste uitdaging voor de lupine zijn schimmelziektes zoals Anthracnose, de natuurlijke afweer van de plant (alkaloïde, waardoor de zaden bitter smaken) en mogelijke allergenen. Ongeveer één procent van de bevolking zou allergisch zijn voor lupine.’

Afrekenen met stereotypes

Het succes van de terugkeer van de lupineboon en andere peulvruchten hangt deels af van verdere veredeling. Maar Jurrius produceert in principe alleen voor humane consumptie, dus moet de consument ook enthousiast zijn:

‘Toen Bartje riep “Ik bid niet voor bruine bonen”, ging het verkeerd, zeg ik altijd gekscherend’.

Dat herkennen ze ook bij BOON, dat als nieuwkomer op de bonenmarkt met stereotypes moet afrekenen. ‘Die uitspraak, al is die van een andere generatie, blijft nog wel een beetje hangen’, zegt Rocus Troost van BOON. Zijn collega Daniël Weststeijn vult aan: ‘Ja, in plaats van het beeld van zo’n potje uit oma’s keukenkast, willen wij peulvruchten weer sexy maken voor de jongere generatie.’

Voedseltransitie gaat verder dan alleen eiwit

Daarbij zien ze al wel een kentering. Daniël: ‘De nieuwe generatie begint de peulvrucht aardig te snappen. Met kikkererwten kun je salades of curry’s maken. Toch eten we maar twee keer per maand peulvruchten. Dat zou minstens een keer per week moeten zijn, ook om de 50/50 doelstelling te halen.’ BOON begeeft zich als nieuwe speler op de markt. Hun filosofie gaat veel verder dan alleen het marktaandeel veiligstellen: ‘Wij hebben het niet over een eiwittransitie, maar over een voedseltransitie. Daarmee kijken dus ook naar de huidige landbouwmethodes, die deels niet langer houdbaar zijn. Ze passen niet binnen de grenzen van de planeet. Eiwit is maar een onderdeel van die transitie. Ook minder transport, dus meer lokaal denken en doen, en duurzame verpakkingen zijn belangrijk.’

Een nieuwe manier van denken in de keten

Binnen die visie past dus ook de lupine boon. ‘We stoppen alleen bonen in het pakje, ook omdat ze zo’n mooie functie hebben in de natuur’, zegt BOON. Het bedrijf zet zijn argumentatie kracht bij door op hun verpakkingen onvermeld te laten dat ze de biodynamische lupineboon van Jurrius bevatten. Want ‘Bio is voor ons normaal’, zeggen ze bij BOON. ‘Dat is een nieuwe manier van denken in de keten’, merkt Jurrius op. Hij verwacht dat biodynamisch de norm blijft, ook als de vraag naar lupine straks de pan uitrijst. Maar zover is het nog lang niet.

‘Toen snijmais in de jaren 60 in Nederland werd geïntroduceerd, zei iedereen dat het hier niet kon. Maar nu is dat de grootste teelt.

Dat gaat het niet blijven’, voorspelt hij. Voorwaarde voor toename van de teelt van vlinderbloemige gewassen is wel dat die dezelfde zekerheid geeft als bijvoorbeeld snijmais, benadrukt hij. ‘Als je boeren perspectief geeft, wil zeventig procent aan de knoppen draaien. Er is alleen wel een nieuwe generatie bewuste consumenten nodig om dat perspectief te bieden.’ Om daar vol zekerheid aan toe te voegen: ‘En die komt er!’

Hoe een klein land groot kan zijn

Voedselproductie, dat is waar ons kleine land groot in is. Toch zullen we nog veel grootser moeten denken voor een duurzame toekomst. 

Wij vertellen over de zoektocht van de sector. Eerlijke verhalen over kleine en grote stappen, en over misstappen. We kijken buiten de grens, in ons land, en bij ons thuis.

Nieuwsbrief
Nieuwsgierig naar een duurzame voedseltoekomst?