Van theorie naar ervaring met regeneratieve landbouw

Serie
Groeikracht Cosun

Roland Velema is een gangbare akkerbouwer, wat betekent dat hij onder andere ook kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen gebruikt, binnen de perken van de wet. Dat geeft een betrouwbare oogstopbrengst, maar brengt ook afhankelijkheid met zich mee. Wat gebeurt er als de beschikbaarheid, regelgeving of prijs van middelen verschuift? Roland is van achtergrond onderzoeker en boer, en bekijkt de bouwstenen van de akkerbouw op een nieuwe manier. Hij vraagt zich af of hij zijn akker met regeneratieve landbouw gezonder kan inrichten, zodat hij het gebruik van middelen deels achter zich kan laten.

Roland boert al zo’n 40 jaar, waarvan 30 in landbouwkundig onderzoek op proefvelden. Op zijn bedrijf in De Krim, Overijssel, teelt hij suikerbieten, aardappelen en snijmaïs, als veevoer voor zijn buurman, een melkveehouder. Maar bij de werkwijze van gangbare akkerbouw heeft Roland steeds meer vraagtekens. “Als je het héél kort door de bocht stelt, is het hele gangbare teeltsysteem berust op bemesten en bestrijden en minder op het voorkomen van ziekten en plagen”, vertelt hij. “Je zorgt voor bemesting waarop de plant goed groeit, en als er een probleem optreedt, bestrijd je dat. Ik wil kijken of we de afhankelijkheid van die middelen kunnen doorbreken.”

Er staat namelijk steeds meer druk op het gebruik van middelen. De werking van gewasbeschermingsmiddelen neemt af – Roland merkt dat hij vaker moet spuiten. De regels voor het gebruik worden strenger – steeds minder middelen passeren de normen van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb), en ook de regels rond het gebruik van kunstmest laten minder toe. En daarnaast merkt Roland ook maatschappelijke druk: “Je ziet dat mensen kritischer worden”, vertelt hij. “Ik spuit vaak ’s ochtends vroeg, om te voorkomen dat ik spuit wanneer er fietsers langs mijn percelen rijden. En als ik ze zie, stop ik altijd even. Tien tot twintig jaar geleden kreeg je daar eigenlijk verder geen reactie op. Tegenwoordig, ook al staat de wind helemaal van die fietser af, krijg je veel vaker gebaren of opmerkingen toegeslingerd.”

Natuurlijke processen

Redenen genoeg voor Roland om ervaring op te doen met andere teeltsystemen. Het eerste waar hij zich in verdiepte was strokenteelt, op een deel van een proefperceel op zijn akker. In tegenstelling tot één gewas per perceel worden bij strokenteelt verschillende gewassen in smalle stroken naast elkaar geteeld. Doordat de organismen die op verschillende gewassen afkomen elkaars natuurlijke vijand zijn, vindt er een betere natuurlijke bestrijding van plagen plaats, zo is de theorie. “Maar toen ik ging rekenen, zag ik geen manier om daar mijn boterham mee te verdienen”, zegt Roland. Het is bewerkelijk, en een deel van de akker, de ‘kopakker’, blijft bij strokenteelt onbenut – de trekker moet daar keren, en omdat de akker het hele jaar wordt bewerkt voor de verschillende gewassen, kan daar niets groeien. De opbrengst is dus lager, en de uiteindelijke kostenreductie is voor Roland gering: “Eigenlijk is het grootste effect van strokenteelt dat je minder insecticiden gebruikt. Maar daar geef ik jaarlijks al bijna niks aan uit.”

Toch wil Roland blijven experimenteren op het veld, en dat zet hij door met zijn focus op regeneratieve landbouw. Dat doet hij op hetzelfde perceel. “Omdat ik toch al een stuk aan wilde leggen waar ik dit uitprobeer, kon ik het net zo goed in stroken aanleggen, dat was een kleine moeite”, zegt hij erbij. Hoewel er veel definities van ‘regeneratieve landbouw’ de ronde doen, gaat het Roland erom de natuurlijke processen van de plant zo veel mogelijk te stimuleren. Van de mogelijke voordelen werd Roland enthousiaster dan bij strokenteelt; volgens de theorie is regeneratieve landbouw een manier om ziektes te voorkomen, goedkoper te bemesten, de opbrengst te verhogen én meer koolstof op te slaan in de bodem.

Starten met de bodem

De stofwisseling van de plant is een belangrijk thema bij regeneratieve landbouw, en een eerste factor hierin is de bodem. Zowel de wortels van de plant als de vele andere organismen die een rol spelen in het ecosysteem van de bodem, hebben bepaalde mineralen nodig. Roland liet op zijn perceel het afgelopen jaar een aantal bodemanalyses uitvoeren om de chemische en biologische samenstelling daarvan te onderzoeken. Mist er een mineraal, of komt een bepaald soort organisme te veel of te weinig voor, dan kan hij actie nemen. “Op deze grafiek zie je bijvoorbeeld lage concentraties silicium en mangaan in mijn bodem”, laat Roland zien. “Dat zijn elementen die belangrijk zijn om ziektes te voorkomen. En dat zijn gewone, veel in de bodem voorkomende stoffen – er is niets chemisch aan gefabriceerd. Met steenmeel kan ik bijvoorbeeld het opneembaar silicium in de grond op peil brengen.”

Uitkomsten van de bodemanalyses die Roland op zijn perceel liet uitvoeren. Per element zijn de concentraties weergegeven. De middelste kolom geeft een wenselijke waarde aan.

Alles wat er met de bodem gebeurt, heeft invloed op de stofwisseling van de plant. Zo zorgt kunstmest ervoor dat bepaalde concentraties van mineralenplots omhoog schieten. Dat is op korte termijn voedzaam, en nuttig voor het gewas, maar kan de balans van het bodemleven in de war schoppen. Door groenbemesters te gebruiken – gewassen die tot doel hebben de mineralen vast te houden en na verloop van tijd door de bovengrond gemengd worden – worden nutriënten veel meer geleidelijk losgelaten. Zo nemen de planten alleen nutriënten op als ze die nodig hebben. Daarnaast spelen groenbemesters een rol in de preventie van plagen: Roland zaait op zijn land rogge en Japanse haver als groenbemester in. “Ik heb in mijn grond nog wel eens last van aaltjes”, legt Roland uit. “De haver heeft daar invloed op en zorgt dat ze zich minder vermenigvuldigen.”

Thee en suikers

Een tweede belangrijke aspect van de stofwisseling van de plant is fotosynthese. “Het is eigenlijk de motor van de plant”, licht Roland toe. “En als die goed draait, je de fotosynthese dus goed ondersteunt, wordt een plant bijna niet ziek.” Eén van de manieren waarop Roland zijn gewas fit houdt is met zogenaamde ‘compostthee’, een mengsel van water, compost, melasse, steenmeel en magnesiumsulfaat. Naast uitstekende voeding voor de plant ondersteunt de thee de fotosynthese, en zorgt het dat bladschimmels wegblijven van het gewas. Een grote kostenbesparing, want de compostthee kost enkele euro’s per hectare, waar schimmelbestrijders al snel een veelvoud daarvan kosten. “En de thee kun je gewoon met de landbouwspuit uitrijden op je gewas. Dan moet je hem natuurlijk wel eerst grondig schoonmaken zodat er geen gewasbeschermingsmiddelen meer in zitten.”

Of de fotosynthese in de plant goed verloopt, is te herleiden uit de Brix-waarde in het plantensap. Roland doet dit in het veld met een zogenaamde refractometer. Met een knoflookpers kan hij een druppel plantensap uit het blad van het gewas knijpen en op de meter laten vallen. Door het kijkgat zie je de brekingsindex van het licht, en deze zegt iets over het suikergehalte in het blad. We proberen het uit in Rolands keuken met het blad van tulpen, die hij daar heeft staan. “Kijk, we zitten rond de 3% ongeveer, zie je dat streepje?” zegt Roland. “Je ziet dat de scheidslijn een beetje vaag is. Dat gebeurt als er veel calcium in de bladeren zit. Hoe scherper de lijn, hoe minder calcium. Dus vaak gebruik ik de digitale meter, die is iets preciezer en makkelijker af te lezen.” Onze inschatting blijkt er een beetje naast de zitten: de digitale refractometer laat 3,8% suiker zien.

Niet alleen zijn suikers een belangrijke indicator voor hoe fit het gewas is, ze spelen ook een rol in ziektepreventie. “Met een optimale fotosynthese komen er bijvoorbeeld geen luizen op het gewas af”, vertelt Roland. “Veel suikers in het blad zorgen voor problemen met de spijsvertering bij de luis. En volgens de theorie is het zelfs zo dat luizen het gewas voorbij vliegen, als ze dat in de gaten hebben.” Bovendien teelt Roland suikerbieten, waarbij het suikerpercentage ook nog eens invloed heeft op zijn inkomen. Door regeneratief te boeren zouden zijn opbrengsten omhoog kunnen gaan.

Tot op de bodem uitzoeken

Uit de boeken die hij leest en de ervaring die hij tot nu toe heeft opgedaan ziet Roland veelbelovende resultaten. Maar veel van wat hij doet is nog pionierswerk. “Er zijn nog maar weinig mensen die zich hiermee bezighouden”, merkt hij op. Regeneratieve landbouw is een zoektocht, waar Roland misschien een beetje in is doorgeslagen, geeft hij toe. “Alle boeren hoeven niet direct te doen wat ik doe. Ik wil altijd graag dingen tot op de bodem uitzoeken, precies weten hoe het zit.” Hij kan zich voorstellen dat niet elke teler er zo instaat.

Roland vindt het belangrijk om ervaringen uit te wisselen met andere telers. Voor compostthee zijn bijvoorbeeld talloze verhoudingen en formuleringen te vinden – welke het beste werken, is niet algemeen bekend en hangt af van de situatie. “Als we meer van elkaars verhalen zouden horen, kan elke boer een betere afweging maken om het ook eens te proberen”, meent Roland. “Dan kunnen we als sector samen uitzoeken wat de beste impact heeft.”

Hoe een klein land groot kan zijn

Voedselproductie, dat is waar ons kleine land groot in is. Toch zullen we nog veel grootser moeten denken voor een duurzame toekomst. 

Wij vertellen over de zoektocht van de sector. Eerlijke verhalen over kleine en grote stappen, en over misstappen. We kijken buiten de grens, in ons land, en bij ons thuis.

Nieuwsbrief
Nieuwsgierig naar een duurzame voedseltoekomst?