De afgelopen maanden doorkruisten we het land om te ontdekken hoe we onze Nederlandse boeren eerlijker kunnen belonen. Voor het laatste verhaal in dit drieluik bezochten we de boerderij van de 25-jarige Wijnand Eendhuizen. Samen met zijn vader Simon runt hij een akkerbouwbedrijf in Garsthuizen. Daar telen ze sinds kort hun penen volgens de eisen van PlanetProof. Het keurmerk kwam er om duurzame teelt te stimuleren, maar dat zien de Groningse agrariërs nog niet terug in een betere prijs voor hun peen.
Bij Nederland Voedselland waren we benieuwd naar hoe zo’n duurzame peen groeit, dus reisden we af naar Noord-Nederland om hem met eigen ogen te zien. Eenmaal daar was er geen PlanetProof-peen op de akker te bekennen. ‘Net te laat’, lacht Wijnand en hij wijst naar zijn schuur. ‘Daar bewaren we de penen nu. Eind oktober zijn ze al geoogst.’
Vergoeding niet verplicht
Drie jaar geleden kwam het duurzaamheidskeurmerk ‘On the Way to PlanetProof’ op de markt. De behoefte aan duurzamere producten kwam voort uit een campagne van Greenpeace. De milieuorganisatie riep retailers op om verantwoordelijkheid te nemen en duurzame producten te verkopen.
Jumbo, Lidl, Aldi en Superunie-winkels kozen voortvarend voor PlanetProof. Albert Heijn doet niet mee – die houdt vast aan eigen standaarden voor duurzaamheid.
Op het keurmerk kwam al snel commentaar. Want de duurzaamheidscertificering verplicht retailers niet om extra te betalen aan duurzame producenten, terwijl zij telers wel steeds vaker de PlanetProof-standaard opleggen. En juist een betere prijs is nodig voor duurzame teelt. Dat onderzocht het onafhankelijke landbouwadviesbureau CLM in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De directeur van het keurmerk, Gijs Dröge, bevestigt in de Volkskrant dat veel boeren niet gecompenseerd worden voor hun extra werkzaamheden. En daar maakt hij zich zorgen over.
Boerenkritiek
Simon en Wijnand kozen als een van de eerste peentelers in Nederland wel voor PlanetProof. Maar die beslissing ging niet over een nacht ijs. Want PlanetProof-teler wordt een boer niet voor een of twee jaar – het betekent een investering voor meerdere jaren. Daarom was er eerst twijfel, vertelt Wijnand.
‘Verder bestaat het risico dat we in een moeilijk seizoen de penen voor een gangbare prijs moeten verkopen. Bijvoorbeeld door een vroegere oogst, om binnen de normen van het keurmerk te blijven – met een lagere opbrengst tot gevolg.’
Wijnand begrijpt daarom als geen ander waar de reactie op het keurmerk vandaan komt. ‘Boeren die al duurzaam werken, worden door de eisen van zo’n keurmerk ingehaald. Het lijkt nooit goed genoeg, want telkens komen er weer nieuwe normen en criteria bij. Om aan de vraag te blijven voldoen, moeten telers meegaan. Maar dat houdt voor veel boeren een keer op.’
Ondanks de verduurzaming, blijft de landbouw onder vuur liggen. ‘We doen ons best, maar de maatschappij blijft schoppen tegen de agrarische sector. Dat is jammer, want onze producten zijn écht duurzaam, en van topkwaliteit. “Jullie zijn goed bezig”, dat hoor je bijna nooit iemand zeggen.’
Wachten op de markt
Nederland produceert veel penen. Maar slechts tien procent van die teelt blijft in Nederland. Negentig procent gaat naar andere landen in Europa. Voornamelijk naar Oost-Europa. De export naar Duitsland en Frankrijk – belangrijke afzetlanden – wordt steeds lastiger. Die landen worden steeds meer zelfvoorzienend, en inwoners geven de voorkeur aan producten uit eigen land. Om die reden kozen Simon en Wijnand voor PlanetProof, om te proberen zich met een duurzame peen te onderscheiden.
We lopen richting zijn schuur. In een grote, gekoelde ruimte staan honderden houten kisten op elkaar gestapeld. Vanaf een afstand kun je haast niet zien wat erin zit. Maar eenmaal dichterbij is de inhoud niet te missen: de PlanetProof-peen. Ze liggen daar te wachten tot ze de schuur uit mogen. Er blijkt nog niet veel vraag naar.
Toch is de 25-jarige peenpionier optimistisch. Wijnand: ‘We hebben een risico genomen om over te stappen op PlanetProof. Maar als de vraag straks komt, staan wij vooraan in de rij. Nu is het alleen nog afwachten wanneer de markt zijn werk gaat doen.’
Twee cent per kilo extra
Om het project op gang te brengen, ontvingen ze de afgelopen twee jaar een vergoeding van Dutch Carrot Group: een bedrijf dat zich in samenwerking met de boerencoöperatie Agrifirm richt op de teelt, verwerking en afzet van peen.
Die meerprijs bedroeg twee cent per kilo. En met die extra centen kwamen ze Wijnand en Simon tegemoet in de kosten voor de certificering van PlanetProof. Ook dekte het bedrag risico’s af. Zoals het risico dat ze de penen door omstandigheden voor een gangbare prijs moesten verkopen.
Dat maakten de telers al eens mee. Omdat er nauwelijks vraag was naar de PlanetProof-peen in Nederland, exporteerden ze hun waar naar Duitsland. Maar daar kregen ze geen extra geld voor hun duurzame penen. Ze werden verkocht als ‘gewone’ penen. ‘Waarschijnlijk wisten ze niet eens dat het PlanetProof-penen waren. Het interesseert buitenlandse afnemers vaak ook niet welk label er aan een product hangt. Als ze maar penen krijgen.’
Dat probleem zit ‘m volgens Wijnand in het feit dat elk land andere duurzaamheidsstandaarden hanteert.
Wie gaat straks de vergoeding betalen?
Dit jaar betaalt Dutch Carrot Group nog steeds een vergoeding. Maar Hendrik Eerkens, peenspecialist bij Agrifirm, hoopt dat supermarkten binnenkort die meerprijs gaan betalen. ‘We zijn druk bezig om een eerlijke beloning voor de PlanetProof-peen te ontvangen. De eerste successen zijn geboekt, maar het is een zeer moeizame weg’, vertelt Eerkens.
Het is dus de vraag wie die twee cent in de toekomst gaat betalen. CLM-onderzoeker Eric Hees lijkt het logisch dat de keten de meerprijs betaalt. Hees: ‘De eerste schakel na de teler is vaak de leverancier van de supermarkt. Die leverancier zal vervolgens de meerprijs in rekening brengen bij de volgende schakel: een inkooporganisatie of de supermarkt. Tenslotte zal die besluiten om de meerprijs wel of niet door te rekenen aan de consument. Dan is het de vraag of die meerprijs daadwerkelijk bij de teler terecht komt.’
Mocht die twee cent straks werkelijk naar de teler gaan, dan is het aan de supermarkt om dit duidelijk te maken aan de consument, vindt Wijnand. Zodat de consument weet waarom hij een beetje extra betaalt. Wijnand aarzelt even. ‘Het is dan natuurlijk de vraag of de consument dat wil betalen. Want veel consumenten hebben hun mond vol van duurzaamheid. Maar daar daadwerkelijk naar handelen is een heel ander verhaal. Twee cent extra lijkt niet veel, maar wel voor de kritische consument.’
De boer krijgt…
Om een beeld te krijgen van de prijzen die een akkerbouwer krijgt voor zijn product, geeft Wijnand het voorbeeld van de teelt van winterpeen.
‘Als de consument in de supermarkt voor een kilo winterpenen €0,89 betaalt, gaat er €0,15 naar de boer. De €0,74 die overblijft, wordt verdeeld over de rest van de keten: de commissionair (tussenpersoon), het transport, de verpakker, de verhandelaar en de supermarkt.’
Toch verandert dat de ambitie van de jonge boer niet. ‘Ik heb nooit getwijfeld om het akkerbouwbedrijf samen met mijn vader voort te zetten. Maar dat geldt niet voor alle boerenzoons en -dochters. Om het boerenberoep aantrekkelijk te maken, en om economisch uitzicht te houden op een gezond bedrijf, moet er iets veranderen aan de prijzen die we krijgen voor onze producten. Want nu staan die lage prijzen verduurzaming in de weg.’
Anniek is sinds 2019 storymaker bij Nederland Voedselland. Ze vertelt verhalen over duurzame ontwikkelingen, en is altijd op zoek naar verrassende inzichten over de productie van ons voedsel.