1034449008

De streken van streekproducten

De stadse Rotterdammer weet het platteland niet meer te vinden. Veel landschap dat ooit bulkte van bomen, struiken, bloemen, bijen en vogels, is haar natuurlijke rijkdom verloren. Met het initiatief ‘Rotterdam de boer op!’ werken negentien partijen samen om de biodiversiteit op het platteland van Rotterdam terug te brengen en om regionaal en biodivers geproduceerd eten en een gezonde bedrijfsvoering voor boeren te realiseren. Maar dat is niet altijd eenvoudig. Sommige producenten gebruiken valse herkomst-claims als branding om meer marktaandeel te krijgen. Voor consumenten is het moeilijk om inzicht te krijgen in welke producten nou écht lokaal en biodivers zijn. ‘Herkomstinflatie’, noemen we dat. En dat leidt tot een gemiste kans in het verdienmodel van de echte lokale boeren, vindt Jan Willem van der Schans.

Eco- of ego-motivatie

Jan Willem is zelfstandig onderzoeker in de stedelijke voedselvoorziening. Naast onderzoeker is hij in die hoedanigheid ook betrokken bij ‘Rotterdam de boer op!’. Hij houdt zich bezig met korte ketens. Normaal gesproken zitten er tussen de boer en de consument nog talloze schakels: handelaren, grootvervoerders, nog meer handelaren, verwerkers en retailers. Grofweg zijn er twee groepen motivaties om voedsel vanuit de korte keten te consumeren. “Binnen de korte keten gaat het om het tegengaan van verspilling, het gaat om biodiversiteit, het gaat om solidariteit met de boeren, het gaat om de connectie tussen boer en consument. Het gaat om de herkomst snappen”, legt Jan Willem uit. Deze motivaties noemt hij de ‘eco-motieven’: dingen die wij mensen doen omdat we geloven dat onze omgeving er beter van wordt. Daarnaast zijn er de ‘ego-motieven’. “Het is ook lekkerder, de kwaliteit gaat erop vooruit en je voedsel is daarmee ook gezonder, het straalt een unieke identiteit uit en geeft houvast in een complexe wereld.”

De Afrikaandermarkt in Rotterdam.

Jan Willem ziet dat het anders kan. Op zaterdagmiddag bezoekt hij vaak de Afrikaandermarkt om daar lokale producten uit de regio te kopen. Bij de markten van Rotterdam zie je soms kramen die bemand worden door boeren uit de omgeving. “Op de markt heb je nog steeds een aantal boeren die gewoon rechtstreeks verkopen, wat honderden jaren geleden ook gebeurde”, vertelt Jan Willem. “Je hebt in Zuid-Holland heel veel melkveehouders die nog zelf kaas maken en verkopen. Als je goed kijkt zie je eigenlijk dat we in ons moderne economische systeem, nog brokstukken tegenkomen van onze oude, regionale economie.”

Herkomst is niet altijd herkomst

Het ideaal beeld van korte ketens is dat alle supermarkten alleen producten uit de regio verkopen. Maar door schaalvergroting en ketenaansprakelijkheid in de voedselveiligheid werken supermarkten met centrale distributie. Rotterdamse kaas, Goudse kaas of Amsterdamse kaas blijken vaak niet zo regionaal als ze zich voordoen. Met Rotterdam de boer op! worstelt Jan Willem regelmatig met deze ‘herkomstinflatie’. “Merken gebruiken stedelijke branding om de loyaliteit van consument naar de stad voor zich te winnen. Daarmee creëren ze meer marktaandeel ten opzichte van de concurrentie.” De SmaaQ van…, een merk van de kaasmakers van Cono, bijvoorbeeld, is beschikbaar in vier verschillende stedelijke varianten: De SmaaQ van Maasstad, De SmaaQ van Hofstad, De SmaaQ van Mokum en De SmaaQ van Domstad. Het gaat dus meer om oorsprong-claims, die vaak niet of half blijken te kloppen, dan dat de melk daadwerkelijk uit bijvoorbeeld Zuid-Holland komt. “De consument weet dit vaak niet en zeker voor boeren die het echt goed willen doen, is dit niet eerlijk. Door herkomstinflatie wordt het boeren die zich wél echt met lokale producten willen onderscheiden flink lastig gemaakt. Herkomst-claims horen betrouwbaar te zijn voor de consument. Dat vraagt om een andere mentaliteit bij keten partijen en verandering in de regelgeving”, aldus Jan Willem.

Streekproducten spelen in op de verbintenis van consumenten met hun omgeving. Maar dan moeten de claims wel kloppen. Foto: Marten van Dijl.
Het is maar de vraag of Stompetoren-kaas daadwerkelijk uit Stompetoren komt.

Naast een strenge controle op de herkomst-claim, valt er nog veel te winnen op het gebied van korte ketens, vindt Jan Willem. “Supermarkten zouden bijvoorbeeld seizoenverlengde, oer-Hollandse appelrassen kunnen verkopen. We hebben er genoeg, zoals onze eigen Elstar, Delcorf, Goudreinet etc. Nu zijn er verschillende appelrassen in de supermarkt, bijvoorbeeld de Pink Lady die haar oorsprong in Australië vindt, het hele jaarrond beschikbaar uit onder meer Chili, Frankrijk, Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland. Waarom zijn we niet gewoon tevreden met oer-Hollandse appelrassen? Of waarom kweken we geen sterke en smaakvolle appelrassen die lokaal nog beter passen?”

Stapje voor stapje

Verandering van het voedselsysteem gaat stug, ziet Jan Willem. “Het voedselsysteem is niet iets wat je zomaar verandert. Je kunt niet zeggen van, oké, we zetten het twee weken uit, ontwerpen rustig iets nieuws, we passen de knoppen aan en dan zetten we het systeem weer aan. Nee, het is een systeem dat continu op volle kracht moet draaien, anders hebben mensen geen eten.” Een transitie gaat volgens hem daarom om incrementele veranderingen. ”Als je na veel kleine stapjes gezet te hebben terugkijkt, blijkt het toch een grote verandering geweest te zijn.”

Hoe een klein land groot kan zijn

Voedselproductie, dat is waar ons kleine land groot in is. Toch zullen we nog veel grootser moeten denken voor een duurzame toekomst. 

Wij vertellen over de zoektocht van de sector. Eerlijke verhalen over kleine en grote stappen, en over misstappen. We kijken buiten de grens, in ons land, en bij ons thuis.

Nieuwsbrief
Nieuwsgierig naar een duurzame voedseltoekomst?