Vlasteelt voor een betere bodem

Serie
Groeikracht Cosun

Op de zware kleigronden van Zeewolde houdt Gert-Jan van Dongen zich onvermoeibaar bezig met zijn bodemstructuur en bodemvruchtbaarheid. Hier teelt hij in een breed bouwplan onder andere suikerbieten, aardappelen, uien en vlas. Door de jaren heen heeft Gert-Jan veel geëxperimenteerd met nieuwe ingrepen en teelten, en houdt zich nu bezig met ‘extensieve teelt’. En met een rol in het onderwijs probeert hij het dynamische veld van de akkerbouwsector nieuwe energie in te blazen. ‘Ik wens voor de toekomst van de akkerbouw dat er nog steeds jonge ondernemers met veel enthousiasme aan gaan werken.’

Zoals veel boeren ziet Gert-Jan de bodem als zijn belangrijkste productiemiddel. Om de eigenschappen van zijn grond zo goed mogelijk te benutten, kijkt hij continu naar welke gewassen hij het beste een plek kan geven in zijn bouwplan. Zo past hij veel rustgewassen toe, en houdt hij er een ‘extensieve teelt’ op na: ‘Dat betekent dat je de bodem langere tijd met rust laat en gewassen teelt die relatief weinig stikstof nodig hebben’, legt hij uit. Zo heeft hij ervaring opgedaan met het maken van zijn eigen mengsels van groenbemesters, experimenteert hij met het mengen van verschillende rassen zaden bij de graan- en bietenteelt, en teelt hij al ruim 25 jaar vezelvlas als belangrijke bijdrage aan zijn bedrijf.

Gert-Jan van Dongen, voor zijn perceel in Zeewolde.

‘Vlasboer in hart en nieren’

Vlasteelt past perfect in het extensieve gedachtengoed, want ‘Je hebt er weinig stikstof voor nodig. En het is een maaivrucht waar je de bodem niet voor hoeft te verstoren, net als graan, dus het is een ideaal rustgewas’, vertelt Gert-Jan. Hoewel vlas maar eens in de zeven jaar op hetzelfde perceel geteeld kan worden (en dus maar maximaal een zevende van zijn areaal beslaat), haalt Gert-Jan er veel voldoening uit. Hij ziet het als waar streekproduct, getuige de linnen theedoeken die hij laat zien, van eigen vlasoogst. Wel geeft hij toe dat het geen makkelijke teelt is. ‘Het biedt nieuwe kansen, maar ook risico’s. De oogst is een van de grootste uitdagingen, want bij het roten van het vlas – het losweken van de bastvezel van de houtpijp – kan er nog wel eens wat misgaan.’

Gert-Jan werkte samen met de ontwerpster Christien Meindertsma, die zijn vlasoogst gebruikte om er linnen te maken, waar deze theedoek ook van is gemaakt.
In deze theedoek werd een plattegrond van het gebied geweven. Gert-Jan wijst aan waar zijn kavel ligt.

Zijn visie op extensieve teelt maakt dat Gert-Jan goed op de nutriëntenhuishouding van zijn bodem let. Om zijn grond van hoge kwaliteit te houden, werkt hij met vaste geitenmest op strobasis. ‘Ik ben samen met andere akkerbouwers actief in een mestcollectief met een melkgeitenhouder in Lelystad’, vertelt Gert-Jan. Dankzij de geitenmest voedt hij de bodem, maar blijft ruim onder de fosfaatnorm. ‘Bovendien heeft deze mest een goede verhouding stikstof en kalium. Wij akkerbouwers leveren het stro voor zijn potstal, en hij de mest. Het is een mooi systeem; ik vind het belangrijk om te weten waar de mest vandaan komt.’

‘Het organische stofgehalte van mijn grond is ongeveer 4,5 % – dat is
echt hoog voor Flevoland. Hoe meer organische stof, hoe beter de
vochthuishouding en bodemweerbaarheid, en hoe meer bodemleven.’

Altijd het juiste (bieten)mengsel

Om altijd te kunnen voorzien in de behoefte van zijn teeltgewassen, maakt Gert-Jan zijn eigen mengsels van groenbemesters – gewassen die de bodem kunnen voorzien van nutriënten, een betere structuur en het bodemleven bevorderen. ‘In de basis gebruik ik altijd het gewas haver. Die heeft vooral door zijn sterke beworteling een positief effect op de zware kleigrond’, vertelt hij. En afhankelijk van de situatie voegt Gert-Jan andere soorten zoals bladrammenas, gele mosterd, (voeder)wikken en facelia (bijenbrood) toe. Het zelf maken van groenbemestermengsels heeft voordelen: ‘Het is goedkoper en ik kan ze precies afstemmen op wat ik nodig heb voor de bodem en de gewassen die ik ga telen.’

Het is typisch voor hoe Gert-Jan de akkerbouw beschouwt: ‘Als boeren moeten we dynamisch blijven, ons aanpassen aan de tijd en meebewegen met de ontwikkelingen’, zegt hij. ‘Meer diversiteit biedt veel mogelijkheden. Ik wil zo veel mogelijk genetische variatie op de vierkante meter.’ Hij mengt dan ook niet alleen zijn groenbemesters en zijn baktarwe, maar ook zijn suikerbietenzaad: drie rassen op één perceel. Wordt er één ras ziek, of zijn de omstandigheden slecht, dan is de schade aan zijn oogst minder groot. ‘Het is eigenlijk gewoon risicospreiding. Het is vrij eenvoudig, het is een oud en wijdverbreid gebruik en ik kan het ook toepassen in andere teelten.’

Het Collectieve Landbouwgeheugen

Zijn kennis over het toekomstbestendige beheer van zijn bodem, probeert Gert-Jan ook op andere manieren te delen. Hij geeft nu al een aantal jaar les op de Aeres Hogeschool. ‘Het geeft heel veel voldoening om met jonge mensen bezig te zijn en soms ook verschil te kunnen maken bij de volgende generatie – de studenten’, vertelt hij. Toch maakt hij zich ook zorgen. Hij hoopt dat de kennis die de sector in zich heeft – over goed bodembeheer en het toepassen van functionele biodiversiteit, bijvoorbeeld – niet verloren gaat. ‘Je ziet op veel plekken dat er weinig opvolgers zijn; wat gebeurt er dan met de grond?’ vraagt hij zich af. ‘Ik denk dat we de taak hebben om de jonge generatie te motiveren, en ik hoop dat er vanuit wetgeving en de overheid meer begrip komt waar we als boeren mee te maken krijgen. Als we het enthousiasme van jonge ondernemers weer in de sector kunnen krijgen, dan ontstaat er een landbouwsector waar een goede toekomst in zit!’

Hoe een klein land groot kan zijn

Voedselproductie, dat is waar ons kleine land groot in is. Toch zullen we nog veel grootser moeten denken voor een duurzame toekomst. 

Wij vertellen over de zoektocht van de sector. Eerlijke verhalen over kleine en grote stappen, en over misstappen. We kijken buiten de grens, in ons land, en bij ons thuis.

Nieuwsbrief
Nieuwsgierig naar een duurzame voedseltoekomst?