Van Goudse kaas tot babymelkpoeder: al decennialang staat de Nederlandse zuivelsector wereldwijd bekend om zijn producten. Het bestaansrecht van de sector in het thuisland is alleen niet meer zo vanzelfsprekend als het ooit was. We zijn ons steeds bewuster van de klimaatimpact van de veehouderij en dierlijke producten, en vinden dat het duurzamer moet. Vanuit politiek Den Haag mist echter duidelijke regelgeving met een focus op lange termijn, wat het voor boeren lastig maakt de nodige investeringen te doen voor een duurzame toekomst. Agrarisch ondernemers Marieke Kok en Nils den Besten pleiten voor een diepgaande dialoog, waar boer, burger én politiek een plek aan tafel krijgen.
Van jongs af aan kregen Marieke en Nils (zus en broer), geboren en getogen in een melkveehoudersgezin in het Groene Hart, mee hoe belangrijk het is om continu te blijven ontwikkelen. Bij de pakken neer gaan zitten bij een slechte weersvoorspelling op de dag dat het hooi van het land moest worden gehaald? Dat was er bij hun thuis niet bij. Het beste maken van elke uitdaging die op je pad komt, was eerder het devies. Wat je daar vooral voor nodig hebt? Veerkracht. ‘Het is belangrijk dat je je niet star opstelt en vastklampt aan een situatie, maar met de stroom meegaat en roeit met de riemen die je hebt’, zegt Marieke.
Nog een belangrijk aspect van continue ontwikkeling is om deel te nemen aan het publieke debat. Marieke en Nils leerden dat van hun vader, die actief was in de lokale politiek. Hun eigen perspectief laten horen, en ook de perspectieven van anderen leren kennen, dat is een groot goed, werd ze geleerd.
Jong geleerd, oud gedaan
Dus toen Nils in 2008 het boerenbedrijf overnam, trad hij in de voetsporen van zijn vader – zowel op het erf als daarbuiten. ‘Ik ben honderd procent boer’, zegt Nils. ‘Ik hou van wat ik doe. Maar als ik op mijn erf blijf, blijft mijn wereldbeeld beperkt. Voor mijn persoonlijke ontwikkeling moet ik de wereld in.’
Zijn eerste stappen leidden hem naar de lokale tak van de NAJK, onderdeel van een landelijke organisatie die de belangen van jonge boeren vertegenwoordigt. Nils leerde daar de waarde van de open dialoog en hoe dat helpt bij het vertegenwoordigen van de zuivelsector in het publieke debat. Vanaf dat moment bleef het balletje rollen.
‘Naast het feit dat ik me op persoonlijk vlak ontwikkel, zie ik het ook als mijn verantwoordelijkheid om mee te doen aan het debat over onze producten en onze productiemethoden. Ik wil bijdragen aan het imago van onze sector – nu en in de toekomst. En eerlijk gezegd vind ik dat niet alleen míjn verantwoordelijkheid, maar die van de hele sector.’
Zus Marieke verliet ook het erf. Zij ging alleen ietsje verder (en langer) weg, om Commerciële Economie en Rurale Sociologie te gaan studeren. Ze kreeg een baan bij een groot bedrijf in de lucht- en ruimtevaart. Toch bleef ze geïnteresseerd in plattelandsontwikkeling en miste ze de ‘keukentafel-dynamiek’ die je alleen vindt bij de boer thuis.
Dus toen ze 10 jaar later werd gevraagd om coördinator te worden bij LEADER (een door de EU gesubsidieerd programma voor de ontwikkeling van plattelandsgebieden in Nederland), verliet ze de wereld van de luchtvaart en keerde ze voorgoed terug naar het platteland.
De dynamiek van het platteland, en de rol die elke bewoner erin speelt, fascineert mij enorm. Boeren mogen dan een hoofdrol spelen, maar het hele ecosysteem en andere actoren daarin – zoals lokale overheden, maatschappelijke organisaties en lokale bewoners – zijn net zo belangrijk.
Marieke
In 2015 besloten Marieke en Nils de handen ineen te slaan en hun gedeelde landbouwperspectief te combineren met Marieke’s opgedane ervaring in de wereld van beleidsvorming en bedrijfsbelangen. Ze richtten KnowWhy op – een bedrijfskundig adviesbureau dat kennis levert om vooruitgang in plattelandsontwikkeling en innovatieve landbouw te stimuleren.
‘Wij geloven in een welvarend platteland waarin alle aspecten relevant zijn voor de mensen die er werken en wonen’, zegt Marieke. ‘Dat betekent dat we al die mensen moeten betrekken als het gaat om het oplossen van lokale problemen en het vinden van blijvende oplossingen. Duurzame oplossingen.’
De zuivelsector in de spagaat
De afgelopen 50 jaar was Nederland koploper op de wereldzuivelmarkt. De grootste afzetmarkten in de EU zijn Duitsland, Frankrijk en België, en de grootste markten buiten de EU zijn China, Nigeria en Saoedi-Arabië. Met een exportwaarde van 7,9 miljard euro draagt de Nederlandse zuivelsector bij aan 8% van de nationale handelsbalans. Voor een leek zien deze cijfers er indrukwekkend uit. Wat is dan het probleem?
‘Vergeleken met 50 jaar terug is er enorm veel veranderd. Toen de wereld behoefte had aan kwalitatief hoogwaardige, veilige en voedzame zuivel, liepen we in Nederland voorop. Inmiddels hebben andere landen hetzelfde tempo opgepakt.’
De innovaties en overheidsbesluiten die in het verleden tot grote successen hebben geleid, zijn nu aanleiding voor maatschappelijke- en milieuproblemen. De landbouwsector en de samenleving staan op gespannen voet met elkaar, en het voortbestaan van veel boeren, met name in de veeteelt, komt in het geding. Een situatie die allesbehalve duurzaam is, voor alle betrokkenen.
Nils vult aan: ‘Zelfs vijftien jaar geleden draaide het voedselsysteem vooral nog om efficiëntie. Nederlandse melkveehouders blonken daarin uit; we hebben het zo goed als uitgevonden, dankzij de kennis en expertise die we generatie na generatie opbouwden. Maar ik heb het gevoel dat we nu al een tijdje stilstaan.’ De Nederlandse zuivelsector raakt haar koploperspositie langzaamaan kwijt, en dat leidt tot ongemakkelijke vragen.
‘Nederlandse melkveehouders staan op een tweesprong. Óf ze schakelen over op een nichebenadering, gaan lokaal en leveren direct aan de consument, óf ze zetten de huidige trend door, gaan voor schaalvergroting en meer koeien,’ zegt Nils. Maar omdat de meeste boeren kleinschalig werken, in ons relatief dure land, is dat laatste eigenlijk geen optie; deze boeren zullen nieuwe marktkansen moeten vinden. ‘Daarom moeten we nadenken over koploper worden op een andere manier, bijvoorbeeld door in te zetten op kringlooplandbouw. Maar bulk is niet langer een optie, en zonder een collectieve visie van de overheid kunnen boeren ook geen stap zetten – er zijn geen vaste spelregels voor die nieuwe marktkansen.’
Tot nu toe is het gesprek over de toekomst van de zuivelsector in Nederland vooral aan de oppervlakte gevoerd, stelt Nils. ‘Een welles-nietes spelletje, zonder echte dialoog. Als politici lukraak roepen dat melkveehouders hun veestapel moeten halveren, kun je raden wat melkveehouders antwoorden. One-liners dragen niet bij aan een constructieve dialoog, ze leggen het gesprek lam en staan ontwikkeling in de weg.’
Eerst begrijpen, dan begrepen worden
Marieke en Nils roepen mensen van binnen en buiten de sector op om mee te praten over de toekomst van de zuivelsector. ‘Samen moeten we de vraag beantwoorden wat voor soort land we willen zijn, en welke rol we willen dat boeren daarin spelen’, zegt Marieke. ‘Als een van de eerste zuivelsectoren ter wereld staan we voor uitdagingen die het gevolg zijn van onze eigen industrialisatie en modernisering. Tegelijkertijd zijn diezelfde uitdagingen ook onderdeel van de alomvattende problemen waar de samenleving als geheel mee kampt, zoals klimaatverandering, wat extra druk op de sector legt. En laten we niet vergeten dat er ook innovaties van buitenaf de sector binnenkomen, zoals digitalisering.’
Marieke en Nils pleiten daarom voor een voortdurende, diepgaande dialoog over de mogelijkheden van kringlooplandbouw. Nils: ‘Zaken worden nu eenmaal ingewikkelder. De tijd is aangebroken om onszelf ook de minder gemakkelijke vragen te stellen. Als je écht gelooft in de kracht van de zuivelsector, dan moet je een gesprek over 100% plantaardige zuivel niet uit de weg gaan. Boeren moeten een beroep doen op hun veerkracht, misschien nu meer dan ooit.’
Het duo is realistisch, maar ook voorzichtig optimistisch. Nils: ‘Als we ons glas halfvol kunnen beschouwen, dan kan de Nederlandse zuivelsector een voortrekkersrol innemen door de rest van de wereld te laten zien hoe je deze problemen aanpakt en nieuwe kansen aangrijpt.’ Dit betekent echter niet dat Nederland hét voorbeeld moet zijn van hoe het overal ter wereld moet gaan, voegt Marieke eraan toe. ‘Elke lokale context is anders. Andere zuivelsectoren zullen niet exact dezelfde uitdagingen hebben als de Nederlandse.’
Dus wie moet er aan die keukentafel zitten, als we het gaan hebben over kringlooplandbouw? ‘Er is geen melk zonder boeren. Maar de uitdagingen waar we voor staan, gaan de hele zuivelketen aan. En voor sommige uitdagingen hebben we de inzet nodig vanuit de hele samenleving’, zegt Nils. Melkveehouders zijn meer dan bereid om mee te praten over opties, maar dan moet er wel richting worden gegeven aan het gesprek. ‘We hebben gemerkt dat in het publieke debat iedereen een andere definitie heeft voor kringlooplandbouw en wat het in moet houden. Of het nou overheidsinstanties, boeren of ngo’s zijn, we interpreteren het allemaal op onze eigen manier.’
‘En als we niet weten waar we het over hebben, hoe kunnen we elkaars perspectief dan begrijpen en tot werkbare oplossingen komen?
Veerle werkt sinds 2014 bij Het Portaal en schrijft al vanaf 2017 regelmatig voor Nederland Voedselland. Als lid van de gastredactie weet zij altijd de kern van een stuk te vatten, zonder complexe vragen uit de weg te gaan.