Het land van aaltjes, vogels en robots

Serie
Groeikracht Cosun

Alles wat Kees van Dijk doet op zijn agrarisch bedrijf is goed doordacht. Dat begint bij zijn bemestingsplan, waar de focus ligt op het bodemleven. Maar ook met wat er boven de grond verschijnt, wil hij goed zijn voor de omgeving. Al lange tijd doet hij mee met het Agrarisch Natuur- en Lanschapsbeheer (ANLb) en probeert hij met innovaties betere resultaten te behalen met aandacht voor het milieu. Zoals de aankoop van een wieder en Eco-ploeg. Vorig jaar schafte hij samen met de buurman een FarmDroid aan, maar niet voordat hij zich goed liet inspireren en informeren.

De keukentafel van Kees van Dijk, gevestigd in de Heen (Noord-Brabant) ligt bezaaid met papieren. ‘Aantekening voor het bemesting plan voor het nieuwe jaar’, vertelt hij. Zijn adviseur van Delphy liepen we op het erf al tegen het lijf. Vanmorgen bespraken ze samen het nieuwe teeltjaar en namen ze een kijkje bij de aardappelen die in opslag liggen. Naast aardappelen verbouwt Kees op zo’n 108 hectare lichte kleigrond suikerbieten, cichorei, wintertarwe en gerst.

‘Dertig jaar terug ben ik hier gekomen, vanuit een gemengd bedrijf. Daar moesten we weg in verband met stadsuitbreiding’ licht Kees toe. “Daar” is in dit geval Bergschenhoek, onder de rook van Rotterdam. Hij was de zesde generatie die er boerde. ‘Ik wilde daar dan ook niet weg, maar achteraf kan ik zeggen dat het goed is gekomen’, reflecteert Kees tevreden. Op het gemengd bedrijf wist hij eigenlijk al dat hij een echte plantenteler was. ‘Je kan maar één ding goed doen, en dat is wat je het leukste vindt’, motiveert hij zijn keus voor de agrarische kant. De gedwongen verhuizing hielp die keus een handje, net als het karakteristieke 400 jaar oude huis.

De bodem voeden

Later hoorde hij dat het land er omheen bekend stond als de slechtste van de polder. Maar inmiddels is de vruchtbaarheid van de grond zo sterk verbeterd dat hij mee doet met de hoogste opbrengsten. Dat heeft alles te maken met Kees zijn aanpak, vertelt hij: ‘ik begon gelijk met dierlijke mest’. Zijn voorganger gebruikte, naar advies wat in die tijd gangbaar was, enkel kunstmest, wat de grond gedeeltelijk uitput. ‘In die tijd heerste de gedachte dat mineralen alles wel op konden lossen’, zegt Kees. ‘Bemesting werd puur afgestemd op de nutriëntenbehoefte van gewassen.’

‘Maar juist het bodemleven is zo belangrijk. Dus wordt het gebruik van organische meststoffen, compost en groenbemesters steeds gangbaarder. Je voedt de bodem. Dat probeer ik al ruim 20 jaar te doen.’

Ook gebruikte hij in die tijd al groenbemesters – iets wat nog allesbehalve gebruikelijk was. ‘Ik begon gelijk met het inzaaien van gele mosterd. En nog steeds gebruik ik eigenlijk het liefste een enkelvoudige groenbemester – dat wil zeggen, één soort.’ Dit terwijl het advies opschuift richting het zaaien van mengsels. Als het ene gewas dan tegenwind heeft, kan het andere juist opbloeien. Dat hij bij gele mosterd blijft heeft een praktische reden, en toont de complexe balans van de teelt: ‘Het helpt bij het terugdringen van de bietencysteaaltjes, waar we in dit gebied nogal veel last van ondervinden. Inmiddels heb je wel vaker bieten die resistent zijn tegen aaltjes, en groeien de mogelijkheden om andere groenbemesters te overwegen.’

Hoe laat je zien wat onder de grond zit?

Het tekent Kees dat hij er open voor staat nieuwe dingen te implementeren. Toen de kans zich voordeed zich aan te sluiten bij het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) in de regio, rond het jaar 2000 nog de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN) geheten, was hij dan ook een van de eersten die zich aanmeldde. ‘Ik heb iets met vogels. Je ziet hoe langer de randen er liggen, hoe meer leeuweriken en patrijzen er in dit gebied zijn. Dat vind ik leuk’, zegt Kees met een glimlach.

‘Het feit dat die grote monocultuur percelen er liggen, is voor veel natuurliefhebbers een doorn in het oog, wat ik ook wel begrijp.’

‘Vanuit de politiek hoor je vaak “de grond is dood”,’ merkt Kees op. Het werk wat hij verzet om de grond gezond te houden, wordt niet altijd opgemerkt. Met de stroken die hij nu reserveert voor de natuur probeert hij dat beeld te veranderen. ‘Natuurliefhebbers willen graag wat anders zien, dan precies rechte lijntjes. Op deze manier kun je daarop inspelen.’ Zo kan hij voor zijn bodem blijven zorgen en krijgt hij ook waardering voor wat hij daarnaast doet. Trots laat hij wat appjes zien van buren die hem complimenteren met de mooie bloemen en te zeggen te genieten van de natuur rondom zijn percelen.

Dergelijke ANLb-projecten kunnen niet uit zonder ruime vergoeding, meent Kees. Hij geeft een deel van zijn oogst op voor de stroken, maar besteedt ook actief tijd aan het onderhoud ervan.  In de natuurrand komt onkruid voor, wat mogelijk tussen je gewassen belandt. Dat moet je wel bestrijden. Dus af en toe loop ik de randen door, om onder andere de distels te bespuiten. Dat is extra arbeid, maar anders wordt het een bende.’

Flexibiliteit en leren omgaan met robots

Het aannemen van extra uitdagingen en projecten is tekenend voor Kees zijn enthousiasme in het vak. In dezelfde toon begint hij over de cichoreiteelt. Met glimmende ogen vertelt hij: ‘de cichorei is de ultieme uitdaging. Het is een moeilijke teelt. Des te groter de uitdaging het goed te doen’. Samen met zijn buurman wilde hij graag in de teelt investeren, en ze kochten samen een zaaimachine. Toen de samenwerking beviel, schaften ze vorig jaar ook een FarmDroid aan, een autonome zaai- en schoffelrobot.

Op deze manier vooruitkijken in de cichoreiteelt is essentieel; één van de redenen voor de aanschaf is dat Bonalan, een belangrijke bodemherbicide, dit jaar voor het laatst in de cichoreiteelt gebruikt mag worden.








Die aanschaf ging niet over één nacht ijs. Kees bezocht toch al gauw drie keer een demonstratie. ‘Via Groeikracht Cosun kwam ik het op het spoor. Het is altijd interessant een nieuwe machine in de praktijk te zien. Daar leer ik veel van. Hoe vaker je het ziet, hoe meer je er aan gaat wennen. Als er dan een regeling het financieel ook aantrekkelijk maakt, stap je er in’ legt Kees uit. Voor de aanschaf zocht hij hulp vanuit Groeikracht Cosun, en wist hij een overheidssubsidie te krijgen. Het werken met een robot was in het eerste seizoen wel even schakelen. ‘Je moet openstaan voor nieuwe ontwikkelingen en je hebt flexibiliteit nodig’, laat Kees weten. ’s Nachts kon de robot weleens vast zitten omdat het zaaizaad op was, en de werksnelheid is langzamer dan gewend:  de machine doet zo’n twee weken over wat Kees met de trekker in een dag kan. ‘Maar het is het waard; die twee weken groeiverlies maak je wel weer goed, omdat de machine zo nauwkeurig is. En omdat hij zo licht is, kan hij ook snel op het land.’

‘Nog geen ei van Columbus, maar we gaan toch door’

Dat de voordelen opwegen tegen de nadelen van het leerproces, tonen hoe Kees in het vak staat. ‘Het is geweldig om de machine zijn gang te zien gaan. Vooral ’s avonds met de lichtjes, totdat de accu leeg is.’ Hij schat dat de reductie van het gebruik van gewasbescherming toch al gauw 50 procent is. ‘En als je minder spuit, mag je er ook vanuit gaan dat de opbrengst groter is.’ Zo maakt hij zijn teelt steeds iets toekomstbestendiger.

Hoe een klein land groot kan zijn

Voedselproductie, dat is waar ons kleine land groot in is. Toch zullen we nog veel grootser moeten denken voor een duurzame toekomst. 

Wij vertellen over de zoektocht van de sector. Eerlijke verhalen over kleine en grote stappen, en over misstappen. We kijken buiten de grens, in ons land, en bij ons thuis.

Nieuwsbrief
Nieuwsgierig naar een duurzame voedseltoekomst?