Ons voedselsysteem is een dominospel

Gesponsord
Bekijk de serie

Van boer tot vakkenvuller: in maart werden beroepen in de voedselketen aangemerkt als cruciale beroepsgroepen die nodig zijn om de samenleving ten tijde van de coronacrisis draaiende te houden. In de maanden die volgden werd duidelijk waarom. Met levensmiddelentechnoloog en professor Tiny van Boekel bespreken we de impact die de crisis op ons voedselsysteem heeft en de rol die ieder – van producent tot consument – moet pakken om het systeem sterker te maken.

‘Voedselzekerheid lijkt voor ons heel normaal en absoluut geen probleem, maar zodra er ergens een kink in de kabel komt, is het dat wel.’

Het is ongebruikelijk om deze vraag in onze maandelijkse gesprekken te stellen, maar in tijden als deze lijkt afwijken van de norm de nieuwe norm. Hoe gaat het met je?

‘Ik red mij wel. Ik ben sinds vorig jaar officieel met pensioen maar geef af en toe nog onderwijs aan Wageningen UR. Dat doe ik sinds maart online. Voor de studenten vind ik het vervelender. Een belangrijk aspect van studeren is, naast de sociale contacten die je opdoet, dat je als studenten samen leert. En in het geval van een studie als levensmiddelentechnologie dat je practica doet. Dat vraagt nu wel om aanpassingen.’

De beperkingen die de coronacrisis met zich meebrengt dwingen ons creatiever te worden.

‘En dat is niet op alle fronten negatief. De crisis leidt ook tot allerlei innovaties. Waaronder nieuwe manieren van werken. Congressen aan de andere kant van de wereld wonen we nu online bij. Dat gaat eigenlijk best goed.’

Ik zie om me heen dat mensen ook op een andere manier met voedsel bezig zijn. Ik heb nog nooit zoveel zuurdesembroden of weckpotten met gefermenteerde groente op mijn social media tijdlijn voorbij zien komen. Een kwart van de Nederlandse huishoudens bleek tijdens de intelligente lockdown bovendien minder voedsel te verspillen dan daarvoor. Door minder buiten de deur te eten en minder de deur uit te willen, gaan we planmatiger te werk en denken we verder vooruit.

‘Ik vind het heel mooi dat mensen weer zelf aan de slag gaan. Die aandacht voor voedsel is heel goed. De weckflessen halen het qua voedingswaarden of houdbaarheid niet bij de producten die in de fabriek gemaakt worden, maar als mensen daar door deze crisis meer over nadenken, dan is dat winst.’

Als er iets duidelijk werd dan was het wel het belang van voedsel. Toen de coronacrisis begon, gingen we massaal hamsteren. Naast wc-papier was in de supermarkten ook een tijdelijke schaarste aan groente in pot en blik en zakken pasta.

‘Grappig genoeg werden vooral geconserveerde producten massaal ingekocht. Het toont aan dat mensen de noodzaak toch inzien van het bewerken van voedsel, met name om het te bewaren en van goede kwaliteit te houden. Als wij al die mogelijkheden niet gehad zouden hebben zouden we heel afhankelijk zijn van wat de primaire sector kan aanleveren.’

De coronacrisis heeft kwetsbaarheden blootgelegd. 

‘Het legt bloot wat ik al veel langer heb geroepen: ons voedselsysteem is kwetsbaar. Door wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkelingen is het ontzettend efficiënt en levert het smakelijke, voedzame en veilige producten op van hoge kwaliteit. Maar het systeem is wel kwetsbaar en dat realiseren we ons in Nederland denk ik te weinig. Voedselzekerheid lijkt voor ons heel normaal en absoluut geen probleem, maar dat is het wel zodra er ergens een kink in de kabel komt.’

Dat hebben we afgelopen zomer op kleine schaal gemerkt. Met het sluiten van de restaurants en sportkantines leek een steentje uit de rij domino’s te zijn gehaald waardoor het spel niet verder kon. Fabrikanten van aardappelproducten zaten met een overschot aan frietjes en telers met aardappelbergen.

‘En dat dominospel werkt twee kanten op. Je zag in de primaire sector ook dat het oogstproces deels stil kwam te liggen omdat gastarbeiders tijdelijk niet konden of wilden werken. Dit had weer effect op het aanbod in de supermarkt. Je ziet als tegenreactie nu dat mensen denken, we moeten veel meer lokaal bezig zijn. Daar heb ik in principe niks op tegen maar ik denk wel dat als je dat echt helemaal gaat doorvoeren, dat veel consequenties gaat hebben voor beschikbaarheid van producten.

Een heleboel producten waarvan wij denken dat ze lokaal zijn, zijn helemaal niet zo lokaal. Of ze worden lokaal gemaakt met grondstoffen die ergens anders vandaan komen.’ 

Ik moet gelijk denken aan koffie en chocolade. 

‘Ja, simpele dingen als een kopje koffie of een stuk chocolade, die kunnen wij in Nederland alleen produceren en consumeren als we koffiebonen en cacao importeren van elders. Ik denk dat als we daar berekeningen op los zouden laten, we een heleboel afhankelijkheden tegenkomen die laten zien dat als grenzen langdurig sluiten we in de problemen gaan komen. Ook in Nederland.’

Wat dat betreft legt de coronacrisis een vergrootglas op de problemen die er in ons voedselsysteem al waren. En als we even bij de metafoor van het dominospel blijven, dan draagt iedereen een verantwoordelijkheid om te zorgen dat we het spel kunnen blijven spelen. Overheid, bedrijven, consumenten en burgers; wereldwijd wordt van iedereen wat verwacht. Maar iedere lokale context is anders… Wat kunnen wij in Nederland doen?

‘De overheid zou een grotere rol moeten pakken dan wat ze nu doet. Ik mis duidelijk leiderschap, waar gaan we met elkaar naartoe? Er ontbreekt een langetermijnvisie op basis van een analyse wat goed gaat en wat niet, waarin de overheid schetst waarom dingen anders moeten en waarom, en ons meeneemt in een stip op de horizon. Er moeten moeilijke keuzes gemaakt worden. Die keuzes zijn nu voornamelijk ad-hoc.

De overheid kan leren van grote bedrijven als Unilever, FrieslandCampina en Cargill. Die brengen hun risico’s in kaart en bereiden een aanpak voor, mocht er iets misgaan. Uiteraard ook uit eigenbelang, want als grondstofstromen opdrogen dan zitten zij met een groot probleem. Alleen die inzichten en aanpak worden onderling niet gedeeld. Ongetwijfeld uit concurrentieoverweging.’

Aan het begin van de coronacrisis gebeurde het tegenovergestelde. Bedrijven wisselden kennis en expertise uit, deelden grondstoffen en reststromen, sloegen de handen ineen. In een ijsfabriek in Friesland rolde opeens handgel van de band, bierbrouwers doneerden massaal hun rest-alcohol voor de productie van desinfectiespray. Marketingtaal verdween en men sprak veel meer van mens tot mens.

‘Een positieve ontwikkeling. Marketingtaal en mooie verhalen verbloemen wat voedselfabrikanten in de kern doen, het leveren van een wezenlijke bijdrage aan onze voedselvoorziening. Tegelijkertijd zitten ze ook gewoon in een spagaat, gedwongen door het systeem en economische belangen. Het economische systeem dwingt voedselfabrikanten om zo goedkoop mogelijk te produceren, wat ten koste gaat van het milieu en klimaat.

Daar ondervinden we nu al een tijdje de gevolgen van. Het toont aan dat voedselproductie, van primaire productie tot verwerking, niet alleen een economische activiteit moet zijn maar ook een maatschappelijk belang moet dienen. Boeren verbouwen de gewassen op hun land niet alleen om voedsel voor ons te produceren, maar ook om ons landschap te bewaken en bij te dragen aan de biodiversiteit. Daar moeten ze ook voor betaald worden; niet alleen voor voedselproductie maar voor maatschappelijke dienstverlening.’ 

Daar komt de rol van consumenten dan om de hoek kijken. Want met die nu nog verborgen kosten gaan de voedselprijzen natuurlijk omhoog. Dus zullen zij meer voor hun voedsel moeten betalen. Maar dat doen veel consumenten liever niet.

‘De rol van consumenten is complex. Enerzijds heeft de consument veel macht door het aankoopgedrag. Anderzijds wordt dat ook voor een deel gestuurd door de supermarkten en marketing, soms heel subtiel. Daar komt nog bij dat ‘de’ consument niet bestaat maar vele gedaantes heeft. In zijn algemeenheid kun je wel stellen dat voedsel te goedkoop is, omdat lang niet alle kosten verrekend zijn. Boerenondernemers krijgen te weinig voor hun inspanningen. De boerenprotesten waren een manier om daar aandacht voor te vragen. Anderzijds zie je meer mensen naar de voedselbanken gaan omdat ze in financiële problemen zitten.

Een goed functionerende democratie zou rekening moeten houden met mensen die het niet redden.

Dat neemt echter niet weg dat we als consumenten en burgers letterlijk te weinig waarde hechten aan voedsel. Het is een maatschappelijk probleem waar we met alle partijen uit moeten zien te komen. Een blauwdruk daarvoor is er niet, maar ik vind wel dat we daar over moeten debatteren.’

Behalve als consument beslissen met onze portemonnee, wat kunnen we als burger nog meer doen? 

‘Ik zie om me heen steeds meer burgerinitiatieven die werken aan verduurzaming van ons voedselsysteem, dat vind ik een positieve ontwikkeling. Ook op televisie zie je steeds meer programma’s die aandacht besteden aan ons voedselsysteem en de ontwikkelingen daarbinnen, Broodje Gezond bijvoorbeeld.

De bewustwording groeit, zeker bij jongere generaties, en de maatschappelijke druk die nodig is voor het afdwingen van veranderingen bij de overheid en bedrijven ook. Ik denk dat daar een belangrijke taak ligt voor burgers.’ 

Samen met 79 andere wetenschappers van Wageningen University & Research schreef Tiny van Boekel mee aan het boek ‘Tien miljard monden’. In 2050 zijn er tien miljard mensen om te voeden. En dat gaat nu al gepaard met grote uitdagingen rond milieu, klimaat en gezondheid. Het boek is een bundeling van verhalen over onderzoek naar deeloplossingen voor het wereldwijde voedselvraagstuk, en ligt sinds deze maand in de boekhandel. Klein gelukje: het hoofdstuk van Tiny van Boekel ‘Hightech voedsel: zegen of vloek?’ is online te lezen

Hoe een klein land groot kan zijn

Voedselproductie, dat is waar ons kleine land groot in is. Toch zullen we nog veel grootser moeten denken voor een duurzame toekomst. 

Wij vertellen over de zoektocht van de sector. Eerlijke verhalen over kleine en grote stappen, en over misstappen. We kijken buiten de grens, in ons land, en bij ons thuis.

Nieuwsbrief
Nieuwsgierig naar een duurzame voedseltoekomst?